Door Bill Wirtz
Volgens rapportage door EuractivUit enquêtes blijkt dat kiezers in Duitsland, Polen en Frankrijk een verbod op de verbrandingsmotor (ICE) als hun minst favoriete klimaatbeleid beschouwen. Onder 15.000 respondenten behoort een verbod op de ICE tot de minst geprefereerde klimaatmaatregelen, gevolgd door CO₂-belastingen en tolheffingen, behalve voor elektrische auto's. Het meest opvallende is dat de maatregel ook overweldigende afwijzing vindt in de stemblokken van politieke partijen die deze op Europees niveau steunen, waaronder “centrumlinkse partijen zoals de Duitse SPD, de Poolse Lewica en de Franse Parti Socialiste”.
Zoals het er nu voor staat heeft de Europese Unie een verbod op de verbrandingsmotor aangenomen, dat in 2035 van kracht wordt, wat betekent dat er vanaf dat jaar geen nieuwe voertuigen meer mogen worden verkocht. Het verbod moet echter in 2026 worden herzien en kan worden heroverwogen, afhankelijk van de voorkeuren van de wetgevers in dat stadium.
De Consumer Champs-enquête voor kandidaten voor de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni weerspiegelt deze belangrijke vraag voor de individuele mobiliteit in vraag 2 van de enquête. Alleen de kandidaten die voorstander zijn van een verlaging van de benzinebelasting, krijgen op die vraag 10 punten. Het verhogen van de benzinebelasting, het promoten van elektrische voertuigen of een combinatie van beide levert geen punten op.
Het puntentoekenningssysteem van de Consumer Choice Center in dit onderzoek vertegenwoordigt de wensen van consumenten, van wie velen zullen deelnemen aan de komende Europese verkiezingen in juni. Onze redenering is de volgende:
Consumenten moeten de aanjager zijn van het aanbod op de markt. Hoewel er behoefte is aan duurzame oplossingen, zijn regelrechte verboden in strijd met de keuze van de consument en zijn ze niet technologieneutraal. Voertuigen met ICE hebben hun benzineverbruik de afgelopen decennia aanzienlijk verminderd, wat een direct antwoord is op de vraag van consumenten naar lagere exploitatiekosten voor het gebruik van hun voertuigen – dit heeft meer bijgedragen aan de ecologische duurzaamheid van individueel vervoer dan overheidsmaatregelen. De consumenten die voor elektrische voertuigen kiezen, blijven daar vrij in, maar mogen niet worden bevoorrecht ten opzichte van andere consumenten, vooral omdat hun voertuigen vaak toegankelijker zijn voor huishoudens met een hoger inkomen dan traditionele voertuigen. Vanuit economisch oogpunt zou de EU ook haar eigen productie-industrie straffen ten gunste van de markten in Azië en Noord-Amerika.